Composable DXP – de sleutel tot een flexibele en schaalbare digitale bedrijfsvoering
Een composable DXP (digital experience platform) is een geavanceerde, flexibele en schaalbare softwareoplossing die verschillende technologieën combineert voor het bieden van een naadloze en consistente online gebruikerservaring. In dit artikel gaan we in op de technische kenmerken van een composable DXP, op de mogelijke uitdagingen (én oplossingen) bij het implementeren ervan, en ontdek je waarom een composable DXP de sleutel is tot een toekomstbestendig ICT-landschap.
Een composable DXP is modulair opgebouwd, gebaseerd op een (micro)services-architectuur. Dit betekent dat het bestaat uit kleine, onafhankelijke en onderling verbonden specifieke componenten die zijn ontworpen om een bepaalde taak uit te voeren. Zo’n component kan software zoals een CMS- of ERP-functionaliteit zijn, maar ook een stukje code dat (als een service) een specifieke functie uitvoert; denk bijvoorbeeld aan een postcodeservice, die een adres ophaalt bij een postcode-huisnummercombinatie.
De componenten communiceren (veelal) met elkaar via API’s (Application Programming Interfaces) en kunnen onafhankelijk van elkaar worden ontwikkeld, geïmplementeerd, beheerd en geschaald. Dit zorgt voor veel flexibiliteit en maakt het gemakkelijker om nieuwe functies en services aan je composable DXP toe te voegen en/of bestaande functies te vervangen. Niet alleen technisch gezien is dat interessant, het sluit ook aan bij de businessflexibiliteit en groeipotentie van je organisatie.
Daarbij is het erg handig dat je (micro)services vaak eenvoudig kunt inkopen bij partijen die in die specifieke service zijn gespecialiseerd. Je hoeft de service dan zelf dus niet te ontwikkelen, in plaats daarvan werk je met een koppeling of integratie. Zo kun je bestaande software dus combineren met functies op maat, die samen als één geheel worden ervaren. Andere voordelen van het inkopen van services:
Een tweede belangrijk kenmerk van een composable DXP: het is vaak ontworpen op basis van de API-firstbenadering. Dit is een manier van denken en werken waarbij API's als de voornaamste interface tussen de verschillende onderdelen van een softwareapplicatie worden beschouwd. API’s zijn zo belangrijk bij een composable DXP omdat ze een gestandaardiseerde manier van gegevensuitwisseling bieden.
Door API's als de belangrijkste interface te beschouwen, wordt het gemakkelijker om verschillende componenten van je composable DXP los van elkaar te ontwikkelen. API’s maken het ook eenvoudiger om de applicatie te schalen en uit te breiden: bestaande functionaliteiten kunnen worden aangepast, vervangen en nieuwe kunnen worden toegevoegd zonder dat dit de overige functionaliteiten beïnvloedt.
Bovendien maakt de API-firstbenadering het gemakkelijker om applicaties te integreren met andere systemen en applicaties: via API’s worden ze aan elkaar gekoppeld, waardoor ze onderling gegevens uit kunnen wisselen en vanuit een andere interface aanspreekbaar zijn. Zo laat je de interface bijvoorbeeld ‘praten’ met Exact om openstaande facturen aan klanten te kunnen presenteren.
Kortom: API’s dragen bij aan een consistente online gebruikerservaring, ze bevorderen de modulaire architectuur en daarmee ook je technische én businessflexibiliteit.
Regelmatig worden plug-ins of extensies (kant-en-klaar voorgedefinieerde koppelingen) gebruikt voor het koppelen van applicaties.
Soms is voor het koppelen van componenten een integratieplatform nodig: een verbindingslaag (middleware) die ervoor zorgt dat gegevens gestroomlijnd kunnen worden uitgewisseld. Met een integratieplatform kunnen gegevens en processen worden verwerkt zonder directe interactie (asynchroon). Dit in tegenstelling tot API's, die vaak synchroon worden uitgevoerd: de aanvraag wordt gedaan en er wordt gewacht op een onmiddellijke reactie.
De asynchrone aanpak maakt het mogelijk om meerdere processen tegelijkertijd te verwerken en te optimaliseren, waardoor de efficiëntie en flexibiliteit van je systeem wordt verhoogd.
Omdat er in een modulaire architectuur veel componenten en dus veel API’s zijn verwerkt, is beheer en beveiliging heel belangrijk. Daarvoor kun je een API-managementtool gebruiken. Zo’n tool kan bijvoorbeeld authenticatie en autorisatie toepassen, of rate limiting (beperking van het aantal verzoeken dat een client binnen een bepaalde tijd kan maken naar een bepaalde API).
Ook kun je een managementtool vanuit beheerperspectief inzetten voor monitoring. Op die manier kun je vroegtijdig problemen identificeren en oplossen, maar ook proactief ingrijpen in de performance en stabiliteit van je API-landschap.
Het derde belangrijke technische kenmerk van een composable DXP is dat het vaak is gebaseerd op cloud-nativetechnologie. Dit betekent dat het geschikt is om te draaien in cloudomgevingen. Dat maakt het modulaire landschap makkelijk te beheren, te onderhouden én te schalen: in de cloud voeg je immers eenvoudig resources (capaciteit) toe.
Sommige componenten die je aan je landschap wilt toevoegen, zijn niet geschikt voor integratie en hebben zelfs geen API’s. Vooral met oude softwarepakketten kan dit uitdagingen geven. De enige efficiënte oplossing is dan vaak het betreffende pakket te vervangen, om goede integratie mogelijk te maken en de verschillende componenten naadloos met elkaar te laten communiceren. Ook is het mogelijk – als de component echt niet te vervangen is – om met software de informatie uit het systeem te ‘scrapen’ en die te vertalen naar een API-interface.
De componenten in het DXP moeten dezelfde technische specificaties, protocollen, gegevensformaten en versies ondersteunen, zodat ze probleemloos kunnen samenwerken zonder dat er conflicten ontstaan tussen de technische aspecten van de systemen. Om deze uitdaging te tackelen, is het raadzaam gebruik te maken van pakketten met open standaarden.
Een succesvolle implementatie van een composable DXP vraagt bepaalde expertise en vaardigheden. Zo moet je als organisatie een goed besef hebben van je IT-architectuur, regie kunnen houden, weten waar de data zich bevindt, en op basis van business- en domeinkennis weten hoe alle componenten moeten samenwerken. Soms is het hiervoor nodig eigen medewerkers te trainen en/of expertise in te huren. In alle gevallen is het devies voor het integreren van services: werk samen met gespecialiseerde externe partners.